Om kinderen een nieuw liedje aan te leren, laat je ze het lied eerst een aantal keer horen voordat ze het gaan meezingen. Dit is de gulden regel in het muziekonderwijs. Hoe zorg je ervoor dat het luisteren naar een lied interessant en leuk is voor de kinderen? Wat leren ze tijdens deze luisteropdrachten? In deze blog leg ik dit uit aan de hand van het liedje Word wakker.
Bij het leren zingen van een nieuw lied let je op 2 dingen: de tekst en de melodie. Denk er maar eens aan hoe je zelf een leuk liedje meezingt op radio of tv. Als eerste word je geprikkeld door de muziek. Het liedje spreekt je aan. Nadat je het liedje vaker langs hoort komen, ga je flarden meezingen. Meestal is dit het refrein, want dat hoor je natuurlijk het meest. Na verloop van tijd ga je ook de melodie en de woorden van de tussenliggende coupletten bewuster beluisteren en opslaan.
In de klas comprimeren we dit proces om een nieuw liedje aan te leren tot enkele stappen zodat kinderen in een kwartiertje de basis van het lied in zich hebben opgenomen.
Bekijk en beluister het liedje Word wakker.
Luistervragen
- Inhoudelijke luistervragen over de tekst: wat is het ‘verhaal’ in dit liedje?
– In het algemeen: waar gaat het liedje over? [Over wakker worden, opstaan en naar school toe gaan]
– Specifiek over de tekst: wat doe je in dit liedje bij het wakker worden? [Handen wassen, tanden poetsen en aankleden]
– Luisteren naar verschillen: welk verschil hoor je tussen couplet 1 en couplet 2? [1e couplet: om naar school toe te gaan; 2e couplet: om naar buiten te gaan] - Analytische vragen over de tekst: wat hoor je in de tekst?
– Hoe vaak hoor je de woorden word wakker? [3 keer]
– Welke woorden rijmen op elkaar? [Handen-tanden; aan-gaan] - Luistervragen over de melodie: onderscheiden toonhoogte en toonduur.
– Klinkt het woordje wakker hoger, lager of even hoog als het woordje word? [Hoger]
– Worden de woorden word wakker alle drie de keren op dezelfde toonhoogte gezongen? [Het woordje wakker klinkt iedere keer een stapje hoger; het woordje word blijft wel op dezelfde toonhoogte]
– Welke woorden klinken het langst? [aan en gaan]
– Gaat de melodie van de laatste zin ‘om naar school toe te gaan’ ook omhoog, net als de rest van het liedje? [Nee, dit is een dalende melodielijn]
Luisteractiviteiten
- Analytische luisteractiviteit bij de tekst: wat hoor je in de tekst?
– Steek je vinger op als je de woorden word wakker hoort. Hoe vaak steek je dan je vinger op? [3 keer]
– Doe eens mee: wijs naar je mond als je het woordje tanden hoort. Sla je armen om je heen als je kleed je aan hoort. Steek je handen in de lucht als je het woordje handen hoort. In welke volgorde doe je dit tijdens het liedje? Luister goed en doe maar mee! [Handen, tanden, kleed je aan] - Inhoudelijk luisteractiviteit bij de liedtekst: uitbeelden van de tekst.
– Laat eens zien wat je allemaal doet in dit liedje bij het wakker worden. [Handen wassen, tanden poetsen en aankleden]. Doe dit maar mee tijdens het luisteren naar het liedje.
– Wie bedenkt een beweging bij de laatste zin ‘om naar school toe te gaan’? [Bijvoorbeeld: met de voeten stappen op de plaats] - Analytische luisteractiviteit bij de melodie: meebewegen bij de toonhoogte.
– Oefenen zonder muziek:
Kom op je hurken zitten en wrijf je handen tegen elkaar. Ik zing: word wakker en was je handen.
Kom staan en doe net alsof je je tanden poetst. Ik zing: word wakker en poets je tanden.
Blijf staan en rek je helemaal uit. Ik zing: word wakker en kleed je aan.
Daarna mag je meelopen terwijl ik zing: om naar school toe te gaan.
– Uitvoeren mét muziek:
Doe de bewegingen nu tijdens het luisteren naar het liedje. Je hoort aan de muziek dat je van laag op je hurken naar hoog, helemaal uitgerekt, beweegt. Nadat je bij de laatste zin een stukje hebt gelopen, kom je weer snel op je hurken zitten. Dan begint het weer opnieuw.
Tips:
1. Iedere luistervraag geef je vóór het luisteren. De kinderen zijn dan goed gefocused op de liedtekst en/of de melodie.
2. Iedere luistervraag en luisteractiviteit nodigt uit om het lied nogmaals te beluisteren: ‘we gaan nog eens luisteren of jullie het goede antwoord hebben gegeven’ of ‘ niet iedereen iedereen stak op tijd de handen op, dat doen we nog eens!’
3. Maak per lied dat je aanleert een keuze uit de luistervragen en -activiteiten. Je hoeft niet altijd alles te doen. Het ene lied leent zich meer voor luistervragen, het andere meer voor activiteiten.
Luisteren naar muziek
Luistervragen en luisteractiviteiten pas je ook toe als je de kinderen laat luisteren naar een instrumentaal muziekstuk.
De inhoudelijke vragen over de tekst vervang je door vragen over de sfeer van de muziek. Voorbeeld: Is dit vrolijke muziek, spannende muziek of droevige muziek?
Bij analytisch luisteren, vraag je de kinderen waaraan ze kunnen horen of de muziek vrolijk, spannend of droevig is. Voorbeeld: klinkt de muziek dan hoog of laag, hard of zacht en snel of langzaam?
Luisteractiviteiten zoals ik hierboven aangeef, kan je goed gebruiken bij het beluisteren van instrumentale muziek. Veel kinderen kunnen moeilijk stil blijven zitten als ze muziek horen. Dan is een doe-opdracht bij de muziek een fijne werkvorm.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.